Een beetje bang door eigen boek

Van Der Horst beleeft zijn thriller

 

Heb ik de schuurdeur wel op slot gedaan? dacht Bram van der Horst toen hij op een avond alleen thuis was en zijn eigen thriller zat te redigeren. ”Ik beleef het zelf helemaal, wat er in m’n verhaal gebeurt!”

 

Hoe komt een leraar godsdienst die nooit thrillers leest ertoe er een te schrijven?

De kersverse auteur van ”Dubbele agenda” moet er zelf om glimlachen. „Voor mijn hbo-opleiding voor godsdienstdocent moest ik heel veel schrijven. Dat vond ik zo leuk dat mijn vrouw vroeg: „Waarom volg je geen schrijfcursus?”

Toen ik daarmee bijna klaar was, adviseerde de docent mij een christelijke thriller te schrijven. Eigenlijk vond ik dat idee niet zo geslaagd, maar uiteindelijk is dit er uitgerold.”

 

Hoe doe je dat, als je zelf nooit thrillers leest?

„We hadden dat genre wel behandeld tijdens die schrijfcursus. Dus ik heb er het nodige over geleerd.”

Als de vader van hoofdpersoon Thijs in het verhaal onverwacht sterft, ontdekt Thijs tot zijn verbijstering dat z’n vader jarenlang een dubbelleven heeft geleid. En de kost verdienen, deed hij bepaald niet alleen met varen en met een eigen reclamebureau aan de wal, zoals Thijs altijd gedacht heeft...

 

Hoe kwam u op dIt idee?

„Wij hadden in onze kerkelijke gemeente een man die samen met zijn broer voer. Om de beurt waren ze drie weken aan de wal en drie weken aan boord. Dat vormde de aanleiding voor de plot. De vader van Thijs is telkens een maand thuis en een maand op zee. Denkt zijn gezin...

Overigens was die schipper uit onze gemeente een zeer integer man, hoor. En ook verder zitten er geen biografische of autobiografische elementen in het boek.”

 

De situatie is tamelijk bizar. Was het lastig die toch overtuigend, realistisch, te beschrijven?

„Nee, voor mij was dat geen dilemma. Ik beleef alles wat ik opschrijf zelf, ik zit helemaal in de huid van Thijs. Ik weet nog dat ik op een avond het manuscript zat te redigeren. Mijn vrouw was niet thuis en opeens dacht ik een beetje ongerust: Heb ik de schuurdeur wel op slot gedaan? Ook als ik met emotionele passages bezig ben, grijpt me de situatie mij soms aan. Voor mij is het verhaal realiteit, ik schrijft alleen maar op wat ik zie. Op zich is dat geen kunst. Ik zit gewoon in de woonkamer of op het terras te werken en haal hier heel veel energie uit.”

 

Totaal geen hindernissen bij het schrijven dus?

„Dat wel. Soms lukte het een paar weken helemaal niet. Ik had in zo’n periode echt geen idee hoe het verder moest. En dan, vaak midden in de nacht, dacht ik opeens: Eureka!”

 

U beschrijft een wereld van drugs en criminaliteit. Was daar veel research nodig?

„Ik heb een voormalige politieagent gevraagd om mee te lezen. Hij zei regelmatig: „Dat moet je zo niet zeggen” of: „Dat gebeurt in het echt niet zo”. Overigens lazen er ook anderen mee, zoals mijn vrouw en een collega. Die laatste zei toen hij het manuscript uit had: „Eindelijk een spannend boek waar geen vloeken in staan.”

Voor de plaatsen waar het verhaal zich afspeelt, zoals Utrecht en Eindhoven, kon ik prima Google Maps en Funda gebruiken. Ik ben van huis uit bouwkundige, dus ik kan heel goed tekeningen lezen. En in Putten, waar ook een deel van het verhaal zich afspeelt, heb ik gewerkt.”

 

Gaat het u om het verhaal of ook om de taal?

„Vooral om het verhaal! Ik geniet van de fantasie die in me opborrelt. Maar voordat het naar de uitgever gaat, schaaf ik het wel heel grondig bij en ga ik er zeker nog verschillende keren helemaal doorheen. Ik zou er dan ook niet aan moeten denken dat ik met pen en papier moest werken, want ik heb de computer echt nodig om de tekst te verbeteren.”

 

Merkt de lezer dat de auteur van dit boek een christen is?

„Ik denk het wel. De vriendin van Thijs die wat serieuzer is dan hij, zegt bijvoorbeeld dat ze voor hem bidt. Het gezin gaat naar de kerk, Thijs vraagt zich af hoe zijn vader dat heeft kunnen rijmen met zijn dubbelleven. En als vader verongelukt, komt de dominee op bezoek. In de gesprekken wat verderop in het verhaal komen er ook wezenlijke zaken aan de orde. Nee, het gaat misschien niet heel diep, maar dat wil ik ook niet. Ik vind dat vaak zo gekunsteld worden, daar houd ik niet zo van.”

 

Wilt u de lezer iets meegeven?

„Ja, toch wel, namelijk: Vaders, denk aan je kinderen! Op een gegeven moment blijkt een neef meer een vaderfiguur voor Thijs te zijn dan zijn eigen vader ooit geweest is. Mijn vader is overleden toen ik twaalf jaar was. Ik weet dus wat het is om als tiener geen vader te hebben en kan me ook wat dat betreft goed inleven in dit verhaal. Bovendien heb ik zelf twee zoons en twee dochters en werkte ik tot voor kort in het onderwijs.

Aanvankelijk koos ik voor een bouwkundige opleiding. Mavo zat er toen niet in, omdat ik door emigratie van mijn ouders een taalachterstand had opgelopen. Ik ben namelijk tot mijn achtste in Zuid-Afrika opgegroeid, waar mijn ouders van 1953 tot 1963 woonden. Na zo’n twintig jaar bij diverse architectenbureaus gewerkt te hebben, keek ik uit naar iets anders. Toen ik op een gegeven moment zomerkampen ging leiden, merkte ik dat ik liever met jongeren wilde werken.

Ik kwam als godsdienstdocent op het vmbo terecht, maar dat was een ramp! Die mentaliteit daar... Het klassenmanagement op dit niveau bleek niet bij mij te passen. Ik wil een relatie met die gasten hebben en die kreeg ik daar niet.

Uiteindelijk heb ik alsnog mijn hbo-lesbevoegdheid voor godsdienst en burgerschap gehaald en werkte ik tot aan mijn pensionering met veel plezier met jongeren van het mbo.”

 

En nu schrijft u over hen en voor hen... Wat is het grootste compliment dat u voor dit boek krijgen kunt?

„Dat iemand tijdens het lezen de deur op slot draait, haha! Dan heeft hij de kriebels gevoeld, die ik heb willen opschrijven!”

 

Interview door: Jeanette Wilbrink-Donkersteeg

Gepubliceerd in de Terdege van 13 oktober 2021